TAAK 8: BLOG

 

Volgens Maria Montessori zijn de eerste drie levensjaren van grote invloed op de identiteitsontwikkeling in latere jaren. Wat is dat eigenlijk: een ‘identiteit’? Hoe kom je uiteindelijk uit bij je eigen identiteit? Welke wegen leg je af, obstakels overwin je, welke moeilijkheden worden overwonnen, voordat je kunt zeggen: dit is mijn identiteit?

Je bent in je leven gevormd door je eigen ervaringen, emoties, door je vrienden, je omgeving en door de weg die je aflegt om een ’heel’ mens te worden. Die weg noemen we vaak een ontwikkeling. De ontwikkeling die een klein mensenkind aflegt naar de volwassenheid en eenmaal volwassen geworden, maak je dan je eigen keuzes en kun je verantwoording afleggen over je handelen. Hoe je je ontwikkelt, is gestuurd door interne en externe processen en door omstandigheden, zoals de plek waar je wordt geboren en opgroeit.

Een jong kind leert zichzelf kennen door de zichzelf dingen af te vragen zoals: wie ben ik, wat kan ik, wat voel ik, wie zijn mijn vrienden, wat vind ik van mezelf? 

De sociaal-emotionele ontwikkeling van een kind, dus hoe het leert omgaan met anderen, met relaties en hoe het emoties hanteert in de vroege jaren, bepaalt voor een deel ook hoe het later als volwassene opgewassen is tegen de pieken en dalen die bij een mensenleven horen.

 

Maria Montessori onderscheidt bij het kind op de basisschool verschillende fasen in de ontwikkeling. Na de fase van autonomie versus afhankelijkheid, waarin heel jonge kinderen leren hoe ze autonoom kunnen zijn door grenzen op te zoeken, volgt de fase (op de basisschoolleeftijd) van initiatief nemen versus passief zijn. Dit is de fase waarin het kind gaat experimenteren met wat voor persoon hij/zij is door initiatief te nemen of af te wachten. In de klas betekent dit dat kinderen gestimuleerd dienen te worden om te experimenteren met deze rollen. Daarna komen de kinderen in de fase van constructiviteit versus inferioriteit, dit betekent dat kinderen zich gaan vergelijken met elkaar, ze meten zich met elkaar en vragen zich af: wat kan ik? Het kind dat gevoelens van onmacht ontwikkelt omdat het niet gestimuleerd is of zich afgewezen voelt, kan door het te stimuleren en te belonen en te leren dat fouten maken niet erg is alsnog een positief zelfbeeld ontwikkelen, zodat het van rol kan wisselen.

(Van den Berg, Van Steenis & De Valk, 2009)

 

Als de leerkracht de kinderen een zekere experimenteerruimte geeft dan kunnen leerlingen van rol wisselen.

Met de bagage die kinderen opdoen op school door levensbeschouwelijke problemen te bespreken in de klas,  leren ze hun autonomie te bevechten, hun eigenheid verwerven en zo bouwen ze aan een eigen persoonlijkheid, aan hun identiteit.

 

“ ..hoe geef jij vorm aan wat jij denkt, voelt en beleeft?

Het gaat er in de levensbeschouwelijke ontwikkeling van kinderen om, creatief om te gaan met al die sociaal emotionele, morele en spirituele vragen. Vragen die ieder mens bezig houden.”

(Van den Berg, Van Steenis & De Valk, 2009)

 

Daarom is het juist belangrijk op school, tijdens die jonge jaren, aandacht te geven aan het opbouwen van die eigen identiteit, of beter gezegd: kinderen zelf in de gelegenheid te stellen zelf te bouwen aan hun eigen identiteit, aan hun ‘eigenheid’.

 

Uiteindelijk is je identiteit als een soort bouwwerk dat door de jaren heen groeit en je onderscheidbaar maakt van de anderen. Je ontwikkelt je eigen voorkeuren, je eigen behoeftes,  je eigen ideeën en opvattingen en dat maakt jou uniek. De beelden die anderen zich van en over jou vormen maken ook deel uit van jouw identiteit, want zonder de anderen kun je je niet spiegelen in het beeld van de ander. We zien onszelf ook door de ander. In ieder mens schuilt de behoefte om zich te conformeren aan de ander maar ook de behoefte zich te onderscheiden van de ander. We willen bij anderen horen maar ook onze eigen identiteit hebben.

Het bouwen aan je eigen identiteit houdt nooit op, want de mens blijft zich tot zijn dood aan toe ontwikkelen. Maar misschien worden de grootste stappen wel gezet in de jonge jaren, waarin de bereidheid om te leren en te ervaren nog zo groot is. Aan ons, leerkrachten, daarom de taak om ze daar zo goed mogelijk bij te helpen!

 

 

Bronnen:

 

Berg, v. den, B., Steenis v. A. Valk, de, J. (2009) Geloof je het zelf?! Bussum: Coutinho

 

Hendriksen, J. & Pelgrom, E. (2014) En nú: Montessori!