datum: 08-03-2018
tijdstip: 9.30
observator: Annick Jansen
leerkracht: Renee Beelen
bouw: Bovenbouw
leeftijd leerlingen: 10 jaar
soort aanbieding: taalsymbolen
Beschrijving groepssituatie:
De bovenbouwgroep van 25 leerlingen zijn zelfstandig aan het werk. Op het bord zijn kaartjes gemaakt van de taalsymbolen, met daaronder kaartjes “lesje 1, lesje 2 en lesje 3” en kaartjes met de namen van leerlingen. Leerlingen kunnen zelf hun naam zetten achter een lesje-kaart wanneer ze een lesje willen. Of leerkracht Renee (R) zet namen bij de lesjes wanneer zij dat nodig vindt. R nodigt H en M uit voor een lesje over het taalsymbool voor het werkwoord. De andere leerlingen kunnen zelfstandig verder werken. In de groep heerst rust.
Beschrijving aanbieding
R nodigt H en M uit voor een lesje.
R vertelt dat ze vandaag gaan leren het taalsymbool voor het werkwoord.
R heeft de doos met symbolen op tafel klaar staan. Zij heeft de taalsymbolen voor het lidwoord, het zelfstandig naamwoord, het bijvoeglijk naamwoord, het telwoord en het werkwoord op tafel liggen.
R: Ik ga jullie een lesje geven over het werkwoord. H loop eens om de tafel.
H staat op en loopt om de tafel.
R: Je ziet dat er iets gebeurt. H loopt om de tafel. Er gebeurt iets. Een werkwoord kan je ook wel een doe-woord noemen. Bij een werkwoord gebeurt er iets, je kan het doen. M spring eens een paar keer in de lucht.
M staat op en springt een paar keer omhoog.
R: Je ziet weer dat er iets gebeurt. Springen is een werkwoord. Dat kan je doen.
De lange juf schrijft op het bord. Welk woord is een werkwoord?
M: Schrijft.
R: Dat klopt. Schrijven is een werkwoord. Er gebeurt iets, de juf kan het doen. Kan je een ander werkwoord bedenken wat de juf kan doen?
H: Vertellen.
R: Inderdaad. Maak eens een zin met het werkwoord vertellen.
H: De juf vertelt een mooi verhaal.
R: M, de blauwe vogel vliegt door de lucht. Welk woord is een werkwoord?
M: Vliegt.
R: Juist. Kan je een ander werkwoord bedenken wat de vogel kan doen?
M denkt na: De grote vogel eet een worm.
R: Mooi. Het symbool voor het werkwoord ligt hier. R wijst het aan. De andere taalsymbolen die er liggen, hebben jullie al geleerd. R wijst de rode cirkel aan. Dit is het symbool voor het werkwoord. Dit is het symbool voor het lidwoord. Dit is het symbool voor het zelfstandig naamwoord. Dit is het symbool voor het bijvoeglijk naamwoord. Dit is het symbool voor het telwoord. Weten jullie nog?
H wijs eens het symbool aan voor het werkwoord.
H: wijst het juiste symbool aan.
R: M wijs een het symbool voor het zelfstandig naamwoord aan.
M: wijst het juiste symbool aan.
R: H wat is dit? En wijst naar het symbool voor het bijvoeglijk naamwoord.
H: het bijvoeglijk naamwoord.
R: dat is het symbool voor het bijvoeglijk naamwoord.
H: oh ja
R: H wat is dit? En wijst naar het symbool voor het telwoord.
H: het symbool van het telwoord.
R: M wat is dit? En wijst naar het symbool voor het werkwoord.
M: het symbool voor het werkwoord.
R: Noem eens een werkwoord.
M: luisteren
R: Dat is inderdaad een werkwoord. Ik luister.
Jullie gaan deze vijf symbolen in je schrift plakken. Dan bedenken jullie tien zinnen en schrijven de woorden onder de juiste symbolen. Ga je gang.
H en M: gaan enthousiast aan de slag en overleggen zachtjes met elkaar.
Opvallend
- Goed stemgebruik van de leerkracht.
- Rustige en prettige sfeer in de groep.
- De twee leerlingen zijn gemotiveerd en doen goed mee aan het lesje.
- Andere leerlingen blijven zelfstandig werken tijdens dit lesje.
- Een leerling (gr 6) vindt het interessant en komt tijdens het lesje er bij zitten. R knikt naar hem en gaat met het lesje door.

Vragen en gesprek n.a.v. aanbieding:
1. Met welk doel bied je dit lesje aan deze leerlingen aan?
De kinderen leren door de taalsymbolen de betekenis en de functie van de woordsoorten en krijgt inzicht in de samenhang van de zinsdelen.
2. Waarom biedt je de verwerking meteen na het lesje aan?
Na ieder aangeleerd symbool bedenken de kinderen zelf zinnen, waarin ook de eerder geleerde symbolen voorkomen. We verwachten dat ze steeds verschillende woorden gebruiken in de zinnen. Zo worden de zinnen steeds uitgebreider en krijgen zij een schrift met mooie voorbeeldzinnen.
3. Waarom neem je twee leerlingen tegelijk?
De taalsymbolen zijn in de bovenbouw nieuw. Door de opleiding zijn we deze gaan aanbieden. Alle leerlingen komen om de beurt aan bod voor een lesje, zodat ze alle symbolen aangeboden krijgen. Met twee leerlingen is het prettig, ik kan in het midden zitten en het lijntje is kort.
4. Waarover ben je tevreden bij deze aanbieding? Is er iets dat je een volgende keer anders zou doen?
Omdat de leerlingen eerder lesjes over taalsymbolen hebben gekregen, weten ze wat ze kunnen verwachten en pikken ze het snel op. Ik wil wel eens proberen om een leerling te leren een andere leerling op de juiste wijze zo’n lesje te geven.
Ik vond het super leuk dat leerling R geïnteresseerd aanschoof bij het lesje. Je merkt in de groep dat het leeft, ze vinden het leuk, ze plakken zo snel mogelijk hun naam bij een lesje over een nieuw symbool.
Maak jouw eigen website met JouwWeb